Franse vakantie 2015 in Barcarès.

bij de Orgues (10)

Na een moeizame zoektocht op het internet worden we het eens over een vakantiebestemming in Zuid_Frankrijk. De “Étangs” langs de kust, die we jaren geleden al eens passeerden op weg naar Spanje zijn eigenlijk wel een nader vakantie-onderzoek waard.

Door een smalle strook land van de Middellandse Zee gescheiden, vormen deze binnenmeren op zich al een bijzonder landschap. En dan liggen ze ook nog eens dichtbij de opgravingen naar l’Homme de Tautavel, de oudst bekende Europese mensensoort. Tenslotte is er voor de moderne mens in geval van hartproblemen een cardiologisch centrum vlakbij. In Perpignan, mocht het onverhoopt nodig zijn…

Vrijdag 12 tot zaterdag 13 juni

IMG_0129 (2)De heenreis verloopt voorspoedig. Na een uurtje file op de Parijse Périphérique, en een overnachting in het Première Classe Hôtel op een industrieterrein bij Bourges, arriveren we halverwege de middag bij vakantiepark “l’Île des Pêcheurs”. Wij raakten thuis al verliefd op hun “Afrikaansige” rietgedekte huisjes en lieten het D-Reizen-meisje er eentje voor ons vastleggen. Voor twee weken. Eenmaal aangekomen bij de receptie wijdt een dienstdoende Vlaming ons in. Zoals de kortste route naar onze woning (type “Mas-1260“) en diverse vakantiegeneugten op het park. Zo staan hier de snackbar, bakkerij, winkel en disco rond een “Catalaans” pleintje gegroepeerd. Met een terras dat we gelijk inwijden. Zwembad, fitness en restaurant moeten nog even wachten.

De zon schijnt uitbundig, maar de stormachtige Tramontana-wind houdt onze hoofden koel. Net als die van de krijsende meeuwen die de landtong en het nabije Étang de Salses bevolken. De recreatiewoningen blijken niet geïnspireerd op de hutjes van inheemse Afrikaanse stammen, maar op de traditionele bouwsels van vissers in deze streek. Op een overgeschoten restje strand achter het park wisten enkele originele exemplaren de bouwwoede van de vakantieprojectontwikkelaars te overleven.

zondag 14 tot dinsdag 16 juni

De landtong, waarop ons “visserseiland” ligt wordt vrijwel geheel ingenomen door vakantiedorpen, hotels, campings en appartementen. Na de oorlog begon men dit oorspronkelijke moerasgebied vol te bouwen om te kunnen concurreren met de Spaanse vermaakstranden verderop. Nieuwe recreatieverblijven worden nog altijd her en der uit de grond gestampt.

De eerste dagen doen we rustig aan na de vermoeiende autoreis. Zo slaan we nieuwe mondvoorraad in bij de Franse hypermarché. In ons geval is dat een Carrefour vlak voor Perpignan. Temidden van enorme parkeervlakten rond een onvervalste “shopping-mall”. De detectiepoortjes registreren feilloos Marijke’s icd. Gelukkig zonder fatale gevolgen. Ditmaal duwen we samen onze winkelwagen door de kilometers lange winkelpaden. Alle volgende keren betreed ik het Carrefour-territorium veiligheidshalve alleen.

Le Lydia (6)Een andere keer wandelen we in de beschutting van de naaldbossen naar het strand van de Méditerranée. En leggen uitgeput aan bij de enige strandtent die niet gesloten is. We stillen onze honger en dorst in de schaduw van le Lydia. Een letterlijk aan lager wal geraakt vrachtschip uit de oorlogsjaren. Overal wordt druk gewerkt, het zomerseizoen is nog niet begonnen. Dit vaartuig-op-het-droge vormt samen met ons zeerestaurantje en een piepklein winkelpleintje het enige strandvertier.

De landtong met alle vakantiedorpen blijkt veel breder dan op de kaart leek. De wandeling terug naar ons huisje duurt dan ook langer dan we denken. Onderweg worden we overvallen door een stortbui. Een van de weinige keren dat het regent deze vakantie. Dankzij het afdak van een campingreceptie waar we langskomen overleven we.

Voorlopig even genoeg gewandeld. De haven van Port Barcarès bezoeken we de volgende dag per auto. Het is er minder pittoresk dan op de website die ik eerder zag. Veel jachten aan de kades bij de “capitainerie” (havenmeester). Maar weinig mensen. Het seizoen is dan ook nog niet echt begonnen. Misschien speelt mee dat we vaak onder siëstatijd op stap zijn. Overal zien we lege of zelfs helemaal gesloten terrasjes. Toch weten we ergens nog een drankje te scoren.

woensdag 17 juni, Collioure.

in Collioure (8)Het kustplaatsje Collioure ligt zo’n dertig kilometer verderop, aan het begin van de pittoreske bergachtige kustweg naar Spanje. Volgens de folder dankt het stadje zijn bekendheid aan de vele beroemde schilders zich er begin vorige eeuw vestigden, al dan niet tijdelijk. Een leuke bestemming voor een dagje uit dus. Behalve de mogelijke artistieke sporen van kunstenaars beloven de folders bovendien nog drie kastelen. Burchten zo je wilt, of forten. We rijden langs de kust een stuk zuidwaarts en passeren daarbij het Étang de Canet. Dat ligt er zo dicht langs de weg nog ongerept bij, omringd door moeras. Veel modderiger dan het binnenmeer waar wij zitten. Misschien is het om die reden nog niet als nieuw vakantievertier geofferd aan de projectontwikkelaars.

Enkele kilometers verderop is dat wel anders. In het mondaine (zo heet dat toch?) Argelès-Plage, persen we de auto met moeite voorbij de drukke toeristische markt die daar juist plaatsvindt.

Collioure zelf blijkt nog een stuk drukker te zijn. Tot ver buiten het stadje is geen plekje meer voor de auto te vinden. Met al die vrije parkeerplaatsen van ons eigen Barcarès in het achterhoofd hadden we deze verkeerschaos zo vroeg in het seizoen zeker niet verwacht!

Weer terugrijdend in de richting van het centrum ontdek ik plots toch een parkeerterrein met enkele vrije plekken. Achter een weg die eigenlijk afgesloten is. Ik weet de Citroën op één van de nauwe plekjes te frommelen. Tussen twee auto’s die beide een nogal zwaar leven lijken te hebben. Aan hun butsen en deuken te zien. Bij de automaat doe ik mijn financiële plicht, in de hoop mijn auto straks intact terug te vinden. Voor slechts vier euro parkeergenot lopen we even later dan eindelijk langs de vele terrasjes in de richting van het pittoreske haventje. Recht tegenover de grote citadel van het stadje. Nu is dat een school voor mariniers. Overal zien we reproducties van Matisse en Derain aan de gevels. Vernieuwende impressionistische kunst in de tijd dat deze schilderijen in dit stadje het levenslicht zagen. Maar wie meer van figuratieve kunst houdt waardeert de werken anders dan menige belegger of museumconservator.

in Collioure (5)De caféruimte van het Hôtel des Templiers hangt vol met schilderijen. Die werden daar ooit door kunstenaars achtergelaten als betaling voor hun verblijf. Veel impressionisme, zowel vóór als achter de tapkast. Sommige exemplaren, zoals die van Picasso of Dali, zijn nu miljoenen waard. We zien desondanks nergens alarmkabels of camera’s.

We rusten even bij het kerkje Nôtre Dame des Anges, aan het haventje. Met een omgebouwde, voormalige vuurtoren als klokkentoren. Vlak achter het godshuis ligt een hoge havenstrekdam, waar de woelige zeegolven schuimspetterend op stuk slaan. Door de sterke wind worden we even later bijna van de dam afgeblazen, terwijl we genieten van het spectaculaire schouwspel.

Na een tijdje keren we terug in de wirwar van straatjes die naar het centrum leiden. Daar struinen we langs allerlei winkeltjes en kunstgalerietjes. Meestal liggen die vol met goedkope namaak uit het verre oosten, maar zo af en toe treffen we een artistiek meesterwerkje. Alle winkelsteegjes komen uiteindelijk uit bij de citadel. En de parkeerplaats. Daar staat de auto te gloeien als een oven, maar is verder nog helemaal ongeschonden. Zodat we voldaan en veel kunstzinnige inspiratie rijker weer huiswaarts kunnen keren.

Donderdag 18 juni, Port Barcarès.

Behalve in Parijs heb je ook een Place du Tertre in Port Barcarès. Met een stuk minder winkeltjes dan dat in de hoofdstad. Als we er na een lange wandeling eindelijk aankomen, blijken ze ook nog eens bijna allemaal gesloten. Siëstatijd. Een ambulance die iemand komt ophalen vormt het enige vertier. Eén enkel barretje blijkt toch open. We leggen er even aan voor een drankje. De bazin runt de tent in haar eentje. Laat ons bij het afrekenen op haar mobieltje trots wat foto’s van de verbouwing zien. Het levert nog even stof voor een Frans gesprekje, waarna we huiswaarts keren. Het bos dat we onderweg doorkruisen, blijkt vol te zitten met hoppen. Nooit eerder zagen we deze zeldzame, sierlijke rozerode vogels in het wild. Met hun gevederde, zwart-wit gestreepte baljurken.

Vrijdag 19 juni, l’Homme de Tautavel

museum, de man van Tautavel (5)

Een belofte die ik mijzelf ooit deed wordt eindelijk vervuld. Al tweemaal eerder reden we via de Autoroute La Catalane langs deze plek. Maar nu het zo dichtbij ons vakantieadres is, grijp ik mijn kans. We gaan Tautavel bezoeken. Een onooglijk bergplaatsje, dat zijn bekendheid dankt aan een lang geleden uitgestorven, oeroude man: l’Homme de Tautavel. In 1971 werden vlakbij het dorp, in de grot Caune d’Aravel, schedel- en kaakdelen gevonden van een 450.000 jaar oude mensachtige. Die daar mee gelijk de oudst bekende mensensoort in Europa was!
In de jaren daarop vond men nog veel meer van zulke skeletdelen in en bij de grot. We gaan ons vandaag vergapen aan een selectie daarvan. In het Musée de Préhistoire, dat speciaal voor dit doel in Tautavel is gebouwd.

Voor Marijke is het van de parkeerplaats naar de museumingang een zware klim omhoog. Via véél trapjes en hellingen. Boven aangekomen, blijkt alle moeite ook nog eens overbodig te zijn geweest! Er loopt gewoon een autoweg naar toe! Afijn, deze wetenschap maakt de terugweg voor haar straks wel een stuk eenvoudiger.

Het museumgebouw stamt uit dezelfde tijd als de eerste vondsten. Constructivistische architectuur uit de jaren zeventig, met veel glas en zichtbeton. Binnen is het een stuk groter dan het van buiten leek. Zo’n 24 zalen met pmuseum, de man van Tautavel (2)aleontologische uitleg staan voor ons klaar. Eerst is er een algemene uitleg over de diverse prehistorische mensensoorten, van australopithecus tot cro-magnon. Vervolgens aandacht voor de wereld waarin de Tautavel-mensen (een homo-erectus soort) leefden. Zo zien we tafels met het gebeente van allerlei dieren waarop zij jaagden. Diverse botten herken ik van onze eigen fossiele vondsten aan het Maasvlaktestrand. We zien oerossen, mammoeten en verschillende hertachtigen.

Niet alleen deze dieren stonden trouwens op het oermenu. Kannibalisme blijkt de grotbewoners ook niet vreemd geweest te zijn. Daarvan getuigen de menselijke botten-met-slachtsporen, die volop tussen het dierlijke materiaal in de Caune d’Aravel werden aangetroffen.

In de museumkelders zien we een film en een aantal diorama’s. Die geven een levensecht sfeerbeeld van het dagelijkse leven van de Tautavel-mensen in hun natuurlijke omgeving. Het onbetwiste hoogtepunt is natuurlijk de zaal met de opgegraven skeletdelen zelf. Vitrines vol met schedeldelen. Waaronder het beroemde, in 1971 gevonden “aangezicht”. Verder zijn er veel kaakfragmenten en kiezen. Van tientallen verschillende individuen. Slechts af en toe zien we een rib, dijbeen of ander stukje skelet. Dagelijks komen er nog nieuwe vondsten bij. Pas nog een menselijke kaak die tienduizenden jaren ouder is dan alles wat hier uitgestald ligt. Best indrukwekkend allemaal. Al wordt eigenlijk nergens duidelijk, of we hier naar originelen dan wel naar afgietsels staan te kijken.
De laatste zalen voor de uitgang van het museum herbergen een kleine thema-expositie over prehistorische slurfdragers. Zoals mastodont, mammoet en bosolifant. De geëxposeerde schedels, kiezen en slagtanden blijken afgietsels in plaats van originelen. Toch is het wel een leuke toegift op de voorgaande zalen. Al was het maar vanwege de mogelijkheid om dit materiaal te vergelijken met wat we zelf zoal op de Maasvlakte zien opduiken.
Een tweede expositie, in het nabijgelegen congrescentrum van Tautavel, laten we aan ons voorbij gaan. De energie is nu even op. Daarom sluiten we de prehistorie af met een hedendaags, koel drankje op het zonnige terras bij de souvenirwinkel.

Zaterdag 20 juni, dieselstoomtrein.

Le petit train genomen. Daarmee bedoel ik de toeristische openbaar vervoersdienst op deze landtong. Achter een als stoomlocomotief gecamoufleerde dieseltrekker hobbelen drie wagonnetjes alle vakantieparken tussen Leucate en Le Barcarès langs. Al dan niet gevuld met passagiers. Het uitzicht is allemaal wat minder schilderachtig dan we ons herinneren van eerdere tochten met een dergelijk toeristisch vervoermiddel. Bij het bushokje waar we eerder deze week schuilden voor een bui, laten we ons door de langsrijdende vakantie-express oppikken.

Tot de halte “Village” zit de trein stampvol. Daar stromen de wagons leeg, op enkele die-hards na. Voorbij de aan lager wal geraakte kustvaarder Le Lydia stappen ook die uit. Op de rest van het traject zijn we helemaal alleen met de machinist. Die blijkt niet “vanzelf” te stoppen als we weer bij ons opstap-bushokje zijn aanbeland. We hebben niet zo’n behoefte om de spoorterminal op de strandboulevard van Village vandaag met een tweede bezoekje te vereren. Pas na lang wuiven lukt het ons de onwillige treinvoerder een stuk verderop tot stoppen te bewegen. Rest er alleen nog een wat langere wandeling dan eigenlijk de bedoeling was. Terug naar het huisje.

Zondag 21 juni, meeuwenleed.

meeuwenleed (4)Het braak liggende terrein achter ons huisje kun je moeilijk “ongerept” noemen. Graafmachines en vrachtauto’s zijn voortdurend bezig bij een ponton verderop in het water. Nogal luidruchtig ook. Net als de in vele toonaarden krijsende meeuwen boven onze hoofden.

Buiten de heg van ons landgoed is een jonge meeuw nogal ongelukkig terechtgekomen. Bij toeval zie ik hem in zijn grijze verenpak stil ineengedoken zitten. Weggekropen in de schaduw van een struik, vlak naast de bandensporen van de bouwmachines. Waarschijnlijk gewond aan een vleugel. Iemand heeft eerder al een bakje water en wat stokbrood bij het onfortuinlijke beest neergelegd. Maar de vogel heeft niet erg veel eetlust. Schichtig kijkt het meeuwtje om zich heen en nipt af en toe aan het water. Tegen de brandende zon (er staat vandaag nauwelijks wind) zetten wij één van onze plastic tuinstoeltjes neer. Voor wat extra schaduwcomfort.

meeuwenleed (2)De hele dag verplaatsen we dit meubelstukje met de zonnestand mee, om te voorkomen dat het beest in de hete zon verbrandt. Ook houden we de andere meeuwen op afstand. Die zijn meer geïnteresseerd in de stukken stokbrood dan in het welzijn van hun soortgenoot. Verder kunnen wij op dit moment ook niets betekenen.

Zou er hier zoiets als een dierenambulance bestaan? En zo ja, komen die dan op een mééuw af? De receptioniste van het park neemt met enige tegenzin onze melding aan. Ze laat haar collega “straks” iemand langs sturen.

Zonder veel vertrouwen in een goede afloop gaan we verder onze eigen gang. Voor het zwembad is het eigenlijk te heet. Dat weerhoudt Marijke er niet van om daar toch heerlijk rond te zwemmen. Ikzelf voel me daarentegen alsof ik op vuur loop. Zoals Emile Ratelband. De betontegels rond het water branden in de zon. Tsjakkaaa!

Als we na het zwemavontuur bij het huisje terugkomen, is de situatie in de ziekenboeg niet veranderd. De patiënt zit nog altijd ineengedoken in de schaduw onder het stoeltje.

Dan gaan we Salses maar onveilig maken. Dat ligt aan de overzijde van het meer en heeft een fraai gerestaureerd forteresse om te gaan bekijken. Als we er aankomen blijkt het
eigenlijk te warm voor een serieuze toeristische ontdekkingstocht. Dit kan onze aan lager wal geraakte meeuw eigenlijk met geen mogelijkheid overleven. Ons vertrouwen in de Franse vogelhulpdiensten is niet erg groot. Hopelijk zitten we straks niet met een ontbindend kadaver achter ons tuintje opgescheept. Op de zinderende binnenplaats van de oude burcht is de temperatuur fort Salses (24)in elk geval niet meer te harden. Daarom slaan we de rondleiding over en vluchten naar de koelte van de kasteelkelders. Waar ooit de cavaleriepaarden gestald stonden. Nu bieden de stenen gewelven een passend decor voor een of ander kunstproject met geprojecteerde videobeelden.

Als we tenslotte uit Salses terugkeren, komt vanaf het park een busje ons tegemoet. “Pompiers-sapeurs”. We veren even op. De brandweer! Zou de receptie dan toch iets met onze melding gedaan hebben?

Bij het huisje aangekomen begeven we ons direct naar de plaats delict achter de heg. Onder het eenzaam achtergebleven groene tuinstoeltje treffen we géén gewonde zeevogel meer aan….

Maandag 22 juni, natuurlijke orgelpijpen.

bij de Orgues (16)Op ons programma staan vandaag de orgues die het foldertje van het stadje Ille sur Têt in het vooruitzicht stelt. Orgels dus. We gaan daar géén concert beluisteren in het plaatselijke kerkje, maar ons in plaats daarvan vergapen aan een bijzonder geologisch verschijnsel. Gewoon buiten in de natuur. Wandelen in de beboste heuvels past vandaag beter dan een muziekuitvoering binnenshuis.
Het aardkundige schouwspel dat op het programma staat is ontstaan door erosie. Zo’n vier miljoen jaar geleden drong een zeearm hier diep het land binnen. Ongeveer op de plaats waar nu Ille sur Têt ligt. In de loop der tijden bezonken daar grote hoeveelheden zand op de bodem. Sediment van de nabije hoogvlakte van Montalba. Aangevoerd door talloze riviertjes en beekjes.

bij de Orgues (17)Twee miljoen jaar later is de zeearm dichtgeslibt en verdwenen. Het klimaat is kouder geworden. De Pyreneeën zijn helemaal met gletschers bedekt. Een uitgestrekt toendra- en steppenlandschap heeft de plaats van het zeewater ingenomen. Sterke, koude winden blazen daar grote hoeveelheden nieuw erosiemateriaal over het eerder afgezette zand. In duizenden jaren vormen die uiteindelijk een dikke, beschermende laag op het eerder afgezette zand. Net zoals elders in West-Europa wisselden ijstijden en warmere perioden elkaar af. De laatste ijstijd zijn de steppen en de naald- en berkenbossen eerst nog het domein van rendieren, mammoeten, beren en wolven.

Tot de eerste mensen zich aandienen. Bejagen die aanvankelijk de aanwezige dieren, later leggen zij zich steeds vaker toe op landbouw. Om de bodem in cultuur te brengen, sneuvelen de aanwezige bomen en andere vegetatie. bij de Orgues (3)Het water van beneden en van boven krijgt zo vrij spel.

Slagregens beginnen de nu onbeschermde bodemlagen weg te spoelen. Daarbij vlijtig geholpen door vele stromende beekjes, die diepe groeven in de weerloze ondergrond slijpen.
Aanvankelijk voorzichtig, maar steeds brutaler doet de erosie haar verwoestende werk. Nu de beschuttende afdeklagen langzaam verdwijnen, komen de oude zandgronden na miljoenen jaren weer aan de oppervlakte. Dat zand is voor de regens overigens geen partij. Zonder bescherming spoelt het een stuk sneller weg dan de veel hardere toplaag. Wat overblijft zijn grillige kolommen van zand, die door het langsstromende water eindeloos van vorm blijven veranderen.

bij de Orgues (8)De deklaag is niet overal even sterk en dik. Delen ervan blijven hier en daar dus wat langer intact. Zij beschermen de daaronder achtergebleven zuilen van zand tegen de eroderende regens. Het resultaat is een wonderlijk geologisch verschijnsel: de orgelpijpen van Ille sur Têt.

We zijn intussen weer in onze eigen tijd beland, duizenden jaren later. Toeristen komen zich van heinde en verre aan deze aardkundige monumenten vergapen. En natuurlijk ziet iemand er brood in. Met een parkeerterrein, terrasje en kaartjesverkoop.

Voor de auto is er zowaar een schaduwplekje. Die beschutting is er ook voor ons, als we via een slingerend bospad omhoog lopen naar het natuurwonder. Onderweg zoeken we vergeefs naar fossielen tussen de stenen in de beekbedding. Wel zien we een roestig stalen tyrannosaurusskelet, daar geplaatst als kunstzinnige onderbreking van de wandeling. Bij een veldje verderop waarschuwt een briefje op het hek voor een bijterig pony’tje. Maar het beestje staat vredig te grazen als we passeren.

bij de Orgues (21)Aan het eind van het pad bevinden we ons opeens tussen het beloofde, grillige zuilenspektakel. Dit zijn dus die “orgels” waarvoor we gekomen zijn! Tientallen kolommen verheffen zich tegen de blauwe lucht. Het doet inderdaad een beetje denken aan het majestueuze front van een enorm pijporgel. Opgesteld in een megagrote openluchtkathedraal, gevormd door de omringende heuveltoppen en het hemelgewelf. We genieten van het adembenemende gezicht. Van deze heel bijzondere symfonie-in-zand.

De zandpijpen zijn elk afgedekt door een beschermend stenen kapje. Restant van de vroegere toplaag. Als dat te zijner tijd verdwijnt, zal de veel zachtere zandkolom eronder instorten. Waarna het eroderende water uit het achterliggende zand opnieuw zo’n orgelpijp zal laten ontstaan. Net zolang tot in de toekomst al het zand verdwenen is. Met het water mee teruggevoerd naar de zee, waaruit het is voortgekomen….

naar Orgues du Têt (4)Ondanks de schaduw hier en daar blijft het in het beschutte dal tussen de heuveltoppen behoorlijk warm. Maar vanaf de Pyreneeën zien we donkere, dreigende wolkenvelden komen aandrijven. We worden liever geen ooggetuige van de verdere instorting van de “Orgues” hier ter plekke, door hevig onweersgeweld. Dus vluchten we langs pony en tyrannosaurus terug naar de auto op het parkeerterrein. Op het terras is er nog tijd over voor een drankje.

De onweersdreiging valt gelukkig mee. Na een korte bevoorradingsstop onderweg bij de Carrefour staat bij thuiskomst de zon alweer te branden.

Dinsdag 23 juni, Ansignan.

aquaduct Ansignan (1)Opnieuw een te warme dag om in of buiten ons vakantiepark iets nuttigs te gaan doen. Desondanks besluiten we naar het dorpje Ansignan rijden om daar wat rond te kijken. Daar moet een origineel Romeins aquaduct te zien zijn. Via Estagel en Latour de France (niet te verwarren met “Le Tour-de-France”) loopt een slingerend bergweggetje in de juiste richting. Voortdurend rijden we langs vers ontsloten gesteentelagen, als gevolg van werkzaamheden die niet zo lang geleden aan deze weg hebben plaatsgevonden.

Hoeveel van de prachtigste fossielen liggen daar misschien wel niet op mijn smachtende geologenbeitel te wachten?” vraag ik mezelf vertwijfeld af. Maar nergens vinden we een geschikt plekje om de auto te parkeren voor een staaltje van het betere hakwerk. Naar al die mooie mesozoïsche fossielen, die mij in gedachten al toelachen.

Bij Ansignan wacht er opnieuw een teleurstelling. Het beloofde aquaduct zien we daar inderdaad liggen. In de diepte overspant het prachtige, originele Romeins exemplaar in vele bogen het gehele dal. Puntgaaf en nog steeds in gebruik voor bevloeiing van de akkers. Maar voor ons helaas vrijwel onbereikbaar….

plataan Estagel (4)Beteuterd maken we rechtsomkeert. Dan stellen we ons maar tevreden met de barrage, die hier volgens de richtingborden ergens moet liggen. Het blijkt te gaan om een indrukwekkende stuwdam van opeengestapelde rotsblokken. De weg er naartoe overspant het erbij behorende, imposante betonnen afwateringskanaal. Niet Romeins weliswaar, maar een aardig alternatief voor de eerdere tegenvaller. Bij de uitgestrekte waterwerken zijn zelfs verse ontsluitingen aanwezig in het gesteente, die uitnodigend liggen te wachten op een nadere paleontologische inspectie. Maar een snelle check doet mijn fossiele dromen hier kansloos uiteenspatten. Al het gesteente rond de stuwdam blijkt maagdelijk schoon graniet….

De prachtige omgeving compenseert het gemiste geo-avontuur gelukkig voldoende. Net als het pittoreske terrasje onder de eeuwenoude platanen in Estagel. Daar nuttigen we op de terugweg naar huis nog even een drankje en een ijsje. Als zonnige afsluiting van een bijzondere dag.

Woensdag 24 juni tot vrijdag 26 juni, zwemmeeuw.

meeuwenleed (5)De warmte verplicht ons rustig aan te doen. Dus blijven we de meeste tijd in de buurt van ons schiereiland in plaats van diep de Pyreneeën in te trekken. Bij zulk weer kan ik mij niet langer onttrekken aan het vermaak dat bij een vakantie aan zee hoort. Zo kwamen we bij toeval al eens in een karaoke-avond terecht, toen we in het café van het Visserseiland argeloos met ons tablet de wifi verbinding uitprobeerden.

Vandaag parkeren we de auto bij Le Lydia, en installeren ons op het er achter liggende strand. We kiezen een plekje in het mulle zand, juist boven de vloedlijn. Voorzien van paraplu en smeerseltjes als bescherming tegen de brandende zon. Terwijl Marijke zich volop zwemmend vermaakt in de Mediterrane branding, bewaak ik ons plekje met een sudoku in de hand.

De volgende ochtend staat er opnieuw een spetterpartij op het programma. Dit keer in het zwembad van ons park, waar we nu eens gezamenlijk het water trotseren. Marijke is (veel) sneller “door” dan ik, al mag mijn prestatie er ook wel zijn. Vind ik tenminste.

brutale jeugd (2)Een jonge grijze meeuw, die al een paar dagen rondhangt bij het zwembad, slaat voortdurend onze sportieve verrichtingen gade. Daarbij soms de meest bijzondere, meeuw-onterende geluiden uitstotend. We horen nu eens een hondachtig gehuil en dan weer een kattig gemiauw uit de snavel van deze puber komen. Het onfortuinlijke beest lijkt niet in staat om op eigen kracht over de hoge hekken van het zwembad te vliegen. En vanuit het vrije luchtruim zelf haar kostje bij elkaar te scharrelen. Alle pogingen die de jonge vogel onderneemt om haar onvrijwillige gevangenis te verlaten, zien we mislukken. Voordat wij tenslotte als laatsten het bad verlaten, neemt onze gevederde vriend het zwemwater al voor zichzelf in gebruik. Een dergelijke dubbelfunctie voor het badwater nodigt niet direct uit tot een nieuw zwemavontuur. Toch is Marijke er de volgende dag weer te vinden, terwijl ik het nabijgelegen Perpignan onveilig maak. Die nacht heeft de jonge zeevogel zich klaarblijkelijk de vliegkunst eigen gemaakt. Het zwembad is dan ook, in tegenstelling tot de daken rondom, weer helemaal meeuwvrij.

Ceret.

duivelsbrug bij Céret (1)De middag bezoeken we het plaatsje Ceret, dichtbij de Spaanse grens. Dat zou volgens de folders een middeleeuws centrum hebben. Een mooi reisdoel derhalve. Mijn eigen interesse gaat vooral uit naar de Pont de Diable, de Duivelsbrug. Die bestaat uit één enkele boog overspanning van zo’n 45 meter, over het riviertje de Tech. Zoals “alleen de duivel zelf kon hebben gebouwd“. Vroeger reed men over die natuurstenen boog het stadje binnen. Nu ligt er een modernere betonnen autobrug naast, met een enigszins vergelijkbaar ontwerp. Net als de spoorbrug die daar weer naast ligt. Van de drie bruggen is alleen de autobrug nog in gebruik, de andere twee hebben hun functie verloren.

Als we optimistisch de auto op een lommerrijk plekje nabij het bruggenknooppunt parkeren, blijkt het stadje een stuk verder te liggen dan onze wandelenergie toelaat. Zeker met deze tropische hitte. Dat wordt dus niet aan een glaasje nippen onder de platanen, op een pleintje met middeleeuwse geveltjes. In plaats daarvan leggen we aan bij het terrasje van de dorpskroeg. Ergens onderweg, waar onze benen het opgeven. Tussen de geparkeerde auto’s drinken we daar nog een sirop, alvorens ik mijn eigen voertuig ga ophalen.

Zaterdag 27 juni

Ons verblijf op het park van Île des Pêcheurs zit er op. De verplichte schoonmaak inspanningen duren langer dan we gepland hadden. Maar ons verlaten huisje komt wel zonder kleerscheuren door de gevreesde controle. Al is het een stuk later dan gepland. Daarna vertrekken we in de richting van het noorden, naar wat minder hoge temperaturen.

Denken we.

viaduc de Millau (4)Want waar een paar honderd kilometer noordelijker het Viaduc de Millau ons door het Hoogland van Auvergne draagt, staat de koperen ploert nog altijd genadeloos aan de hemel te branden. Zelfs met onze bestemming nabij Montluçon in zicht wijst de thermometer nog zo’n 35 graden aan. Dat wordt niet veel minder in de buurt van Verneix, waar we eindelijk onze vooruit geboekte chambres-d’hôtes bereiken. In een oude verbouwde boerderij met een grote tuin. De Vlaamse gastvrouw Tine ontvangt ons op het terras met een drankje. En met de laatste jihadistenaanslag uit Tunesië. In de weide achter het zwembad slaan twee van haar paarden ons nieuwsgierig gade. Onwetend van de aan tafel besproken gruwelijke actualiteit.

Zondag 28 juni tot dinsdag 30 juni.

l'Hérisson (24)Tine raadt ons als bestemming voor vandaag het Forêt de Tronçais aan. Een uitgestrekt eikenbos in Franse stijl. Met de grandeur van lange, kaarsrechte wegen en paden. Het ligt niet ver van haar B+B vandaan. We besluiten er te gaan kijken, al hebben we onze twijfels bij Tine’s tips. Zo wees ze ons de avond ervoor op het dure, plaatselijke viersterren-restaurant, terwijl we eigenlijk alleen maar een simpel hapje zochten. Zuinige Hollanders….

Een stukje vóór het adellijke woud ligt het schilderachtige plaatsje l’Hérisson. Daar bezoeken we natuurlijk eerst de kasteelruïne, die het historische stadje bekroont. Er is juist een soort wedstrijd voor amateurkunstenaars aan de gang. Overal waar we lopen zien we tekenaars en schilders achter hun ezels bezig. We bespeuren na enkele steelse blikken een nogal wisselende kwaliteit. Voldoende werk voor de meer ervaren kunstenaar die hier en daar zijn aanwijzingen rondstrooit. Iedereen is enthousiast bezig en daar gaat het tenslotte om.

l'Hérisson (13)Eten vinden op zondagmiddag is een puzzel op zich. De boulangerie in l’Hérisson verkoopt droge koeken tegen woekerprijzen. Een te luxe hotel in het volgende dorp biedt voor een schappelijke prijs alleen wat tegen de dorst. Eenmaal in het Forêt laten we ons op een alleraardigst terrasje een baggervette “croque-monsieur” aansmeren, die ons niet goed bevalt. Daar verandert het sierlijke vinkje dat onder onze tafel de kruimels wegpikt niets aan. Evenmin als de fraai opgeknapte Lelijke Eend verderop op het parkeerterreintje. De honger is in elk geval verdwenen.

Nu het Forêt ons (op de catering na) best goed beviel, besluiten we Tine’s tip voor onze laatste dag ook op te volgen. Charroux dit keer. Een schilderachtig plaatsje op een heuveltop, dat “je gezien MOET hebben“. Wel zo’n 70 kilomètres terugrijden in de richting van Vichy, waar we deze week al eerder reden. Dat spreekt ons minder aan.

Charroux (33)Charroux (10)

Maar Tine is erg overtuigend. Dus zitten we enkele uren later binnen de middeleeuwse muren van Charroux. Op het enige terrasje dat open blijkt. De meeste winkeltjes zijn deze maandag eveneens gesloten. Desondanks genieten we deze laatste dag van het schilderachtige uitzicht. En de middeleeuwse, met torentjes bekroonde stadspoorten.

Op de terugweg is het nog steeds zo’n 36 graden. Niet alleen voor mij is dat te warm. Ook Marijke komt onderweg nog even in de problemen. Onze stop op de Aire du Centre de France loopt wat uit en we besluiten het verder rustig aan te doen.

De laatste avond brengen we door bij Tine, in plaats van in het historische centrum van Montluçon, zoals eerder het idee was. We maken het niet laat. De volgende dag wacht ons tenslotte nog een lange, vermoeiende en vooral warme autoreis. Langs Parijs, Brussel en Antwerpen.

Terug naar huis, waar de hittegolf inmiddels ook heeft toegeslagen….